Onlangs is het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Rechtspersonen aangenomen door de Eerste Kamer. Dit is vooral van belang voor toezichthouders bij verenigingen en stichtingen. Voor RvC’s verandert een aantal zaken, zoals aansprakelijkheid en ontslag. Jurist en bedrijfskundige Joost Kramer, raadsman voor commissarissen en toezichthouders, licht de belangrijkste wijzigingen toe.

Het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Rechtspersonen wil de regeling voor bestuur en toezicht (zowel RvC als RvT) bij de verschillende soorten rechtspersonen aanvullen en verduidelijken en de verschillen met NV’s en BV’s wegnemen. De nieuwe wet raakt vooral verenigingen en stichtingen zoals die in de semipublieke sector vaak functioneren, maar ook de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij.

Wat betekent dit wetsvoorstel precies voor een RvC/RvT? “Er zijn cosmetische wijzigingen, die de werkwijze van de RvC/RvT niet echt zullen veranderen”, vertelt Kramer. “Maar er zijn een paar wezenlijke wijzigingen waarmee iedere toezichthouder van een vereniging of stichting rekening moet gaan houden.”

1. Tegenstrijdig belang

Wát een tegenstrijdig belang is, is voor alle rechtspersonen hetzelfde, dus op dat punt verandert er niets. Wat wél verandert is hoe je ermee om moet gaan. Voor bestuurders en commissarissen van stichtingen is er momenteel nog helemaal geen wettelijke tegenstrijdig belangregeling. In de nieuwe wet staat dat je bij een tegenstrijdig belang niet meer mag meedoen aan de beraadslaging en besluitvorming. Dit gaat voor alle rechtspersonen gelden.

Bovendien moet je als commissaris goed weten wat de regels zijn voor het bestuur en toezien op de juiste naleving daarvan. Een bestuurder mag straks bij een tegenstrijdig belang óók niet meer meedoen aan de besluitvorming, maar kan de organisatie nog wel vertegenwoordigen. Houden bestuurders zich hieraan, of dienen ze een persoonlijk belang in de besluitvorming? Blijf hier scherp op.

De nieuwe wettelijke regeling bijt nog met veel statuten en reglementen. Daar moeten besturen en RvC’s mee aan de slag: zoek de verschillen en vlak ze uit.

2. Aansprakelijkheid – ook persoonlijk

Er komt een nieuwe basisregeling voor de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen die hun werk niet naar behoren doen, ook in geval van faillissement.

Met een uniforme faillissementsaansprakelijkheidsregeling wordt de persoonlijke aansprakelijkheid voor bestuurders en commissarissen van verenigingen en stichtingen uitgebreid. In de huidige situatie is het lastig voor de rechter om te bepalen wat onbehoorlijk toezicht precies is; de drempel is nog hoog. De nieuwe wet introduceert bewijsvermoedens. Een boekhouding die niet op orde is, is een voorbeeld van een bewijsvermoeden. Een misleidende jaarrekening ook, waardoor derden schade leiden. Met deze bewijsvermoedens kan de rechter straks makkelijker commissarissen aansprakelijk houden – ook in persoon.

Er wordt overigens een uitzondering gemaakt voor onbezoldigde bestuurders van niet-commerciële verenigingen en stichtingen. Voor hen zijn de regels soepeler. Dit om te voorkomen dat vrijwilligers zich straks niet meer als bestuurder van een buurtvereniging of sportclub willen inzetten.

3. Ontslag van bestuurders en commissarissen bij stichtingen

Bij stichtingen is het op basis van de huidige wettelijke regeling moeilijk in te grijpen als een bestuurder of commissaris niet goed functioneert. Je kunt nu alleen worden ontslagen als er redelijkerwijs geen twijfel is over de onrechtmatigheid van het handelen of bij financieel wanbeheer.

In de nieuwe wet wordt voorgesteld dat de rechter op vordering van een belanghebbende een commissaris kan ontslaan wegens nalatigheid en/of kennelijke ongeschiktheid. Wie die belanghebbenden zijn? Dat is per geval anders. Een commissaris moet dan ook goed onderzoeken wie de belanghebbenden van de organisatie zijn en een goede relatie met hen onderhouden.

Ook nieuw bij dit wetsvoorstel is dat je, eenmaal ontslagen als commissaris, vervolgens voor vijf jaar geen bestuurder of commissaris meer mag zijn bij een andere organisatie.

4. Arbeidsrechtelijke ontslag van de stichtingsbestuurder

Naast de hierboven genoemde ‘modernisering’ van het externe toezicht door de rechtbank (door middel van ontslag), verandert ook het arbeidsrechtelijke ontslag van de stichtingsbestuurder.

De wetgever kiest er duidelijk voor dat de gevolgen van het ontslag van een bestuurder voor alle rechtspersonen hetzelfde wordt. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen een stichting en diens bestuurder kan door de rechter niet (meer) worden uitgesproken.

5. Wettelijke grondslag

De vernieuwde wet biedt de juridische grondslag voor een Raad van Commissarissen bij een vereniging of stichting. Is er reeds een Raad van Toezicht? Voor de nieuwe wet geldt deze als Raad van Commissarissen. De naam RvT kan gewoon gehandhaafd worden, maar de RvT valt voortaan onder het nieuwe regime. Ook worden meervoudig stemrecht en een belet- en ontstentenisregeling in de wet geregeld.

6. Uniformering van de norm

Voor verenigingen en stichtingen is nog geen wettelijke norm vastgelegd waarnaar bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak moeten richten.

Dit wetsvoorstel bepaalt voor alle rechtspersonen dat bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak moeten richten naar het belang van de rechtspersoon en de aan hem verbonden organisatie. Het wetsvoorstel introduceert verder een uniforme regeling voor de informatieverschaffing van het bestuur aan de commissaris. Tijdigheid en volledigheid zijn hierbij de kernwoorden.

Deze norm is niet nieuw en staat vaak al beschreven in de diverse codes en in de statuten van verenigingen en stichtingen. Er komt nu ook een wettelijk fundament.

7. Monistisch bestuurssysteem

NV’s en BV’s kunnen kiezen voor een monistisch bestuursmodel (one tier); een systeem waarin bestuurders en toezichthouders samen in één bestuursorgaan zitten, maar waarin de toezichthoudende functie wordt vervuld door niet-uitvoerende bestuurders.

Ook bij verenigingen en stichtingen bestaat de behoefte om een monistisch bestuursmodel te hanteren. Maar veel sectorale wetgeving heeft tot gevolg dat je als semipublieke organisatie alleen financiering krijgt als je een apart toezichthoudend orgaan hebt, dus deze regeling zal in die sectoren weinig uitrichten.

Tot slot

De nieuwe wet moet zorgen voor goed bestuur en toezicht. Toch meent Joost Kramer dat dit nieuwe wetsvoorstel vooral negatieve formuleringen kent. Bijvoorbeeld door niet ‘goed bestuur’, maar alleen ‘onbehoorlijk bestuur’ te duiden, zegt hij. “Ik had liever gehoord wat de overheid dan wel van bestuurders en commissarissen verwacht, in plaats van wat ze niet verwacht. De vele regels, vooral over de persoonlijke aansprakelijkheid en het tegenstrijdig belang, zijn niet uitnodigend en dat is jammer.

Het zal voor veel commissarissen voelen als een zwaard van Damocles dat boven hun hoofd hangt. Mijn advies is niettemin om de wet heel goed te bestuderen en te bekijken welke punten uw werk en organisatie raken en daarmee aan de slag te gaan. En in elk geval: houd het zuiver, blijf integer en alert op fouten, van zowel jezelf als van het bestuur.”